Thuis staat mijn auto altijd buiten. Enkel wanneer ze heel slecht weer voorspellen, met felle rukwinden, sneeuwbuien of vrieskoude doe ik de moeite om de auto in onze vrijstaande garage te parkeren. In het vakantiehuis waar we afgelopen weekend verbleven is er een inpandige garage, die bovendien een stuk groter is dan de garage thuis. Hier parkeerde is mijn auto dus binnen. Op de straat parkeren is geen optie, want er is immers geen parkeergelegenheid.
Na een dag begon het in de garage en de berging vreemd te ruiken. Een zure muffe geur die wat weg had van zwaveldampen en rotte eieren. Nadat ik de PMD zak en de afvoerputjes had gecontroleerd kon in maar tot één conclusie komen: de geur kwam niet van daar. Het zal dan wel van de auto komen. Diesel kan ook vreemd ruiken, en misschien beeld ik het mij maar in, omdat ik het niet meer gewoon ben om een auto binnen te “ruiken”.
Niets was minder waar. Thuis gekomen de auto eens wat gerondiger geinspecteerd: er zat een blinde vink in. Een dood vogeltje zonder hoofd.
Datzelfde beest dat in de winter het isolatie materiaal van de auto had verscheurd heeft een vogeltje in de plaats gegeven. Mooi gebaar, maar toch bedankt. Met latex handschoenen heb ik het vogeltje uit het motorcompartiment gehaald en een eervolle begrafenis gegeven in mijn compostbak. Eervol in de zin van: ik heb slechts moeten kokhalzen, en niet moeten overgeven. Het vogeltje mag dan wel dood geweest zijn: het zat boordevol leven…