‘s Zondag ‘s morgens afspreken aan een café en uzelf, al wachtend op je medereizigers, volgieten met koffie of Spa (laat ons hopen geen bier) is voor menig rijder een wekelijks ritueel.
Voor mij niet. Ik laat vrouw en kind thuis achter en trek er alleen op uit. Het enige dat we sociaal kunnen noemen tijdens mijn motorritjes is mijn rijgedrag en af en toe eens het gezwaai naar een andere motorrijder. Ik moet nergens zijn, en ik heb tijd genoeg, dus gaat het er rustig aan toe.
Vandaag was dat even anders. Tegenwoordig staan er overal 70 km per uur borden en mag je nog maar zelden 90 km rijden. Niet gemakkelijk als je rijdt met een motor die ofwel graag 60 km ofwel graag 80 km per uur wil. Opletten geblazen dus, want voor je het weet ben je geflitst. Gelukkig zijn ze aan de andere kant van de taalgrens zo vriendelijk om 50 meter voor de flitspalen borden te plaatsen die aangeven dat er flitspalen staan. Waarschijnlijk doen ze dat niet om ons een plezier te doen, maar om het filmrolletje niet om het uur te moeten wisselen. Les Riverains kunnen er anders ook wat van wat hard rijden betreft.
Ik ben de flitspalen nog maar net gepasseerd of ik stuik op een wegversperring die zo uit een Hollywoodfilm film zou kunnen komen. Twee combi’s en drie andere politievoertuigen. De enige agent die nog niemand aan het controleren is wuift mij toe. Met zwaaien ga ik er hier niet onderuit komen, dacht ik, dus zette ik mij maar aan de kant. “Bonjour Monsieur, côntrole.” Shit, dacht ik, nu kan ik dat hier gaan uitleggen in mijn Indianen Frans. Niet zo evident, want ik was al anderhalf uur onderweg en stapte als een cowboy van zijn paard, van mijn motor. De agent zegt nog wat, maar ik versta hem niet. Ik doe even teken dat ik mijn helm ga afzetten. Hij herhaalt zijn bevel en deze keer verstond ik hem wel. L’immutriculation, l’assurance et le certificat de conformité. Ik demonteer even het zadel en neem het documenten mapje dat op haar beurt in een quasi waterdicht zakje zit. Een geschenk van de vorige eigenaar van de motor. Handig, want zo heb je alles snel bij de hand. Ik trek er, met enige schwung, de eerste kaart uit: het inschrijvingsbewijs. De agent moest al lachen. ‘t Zal wel allemaal ok zijn zeker, zegt hij, want mensen die dat zo goed opbergen, die zijn meestal in orde. Al lachend geef ik hem nog het gelijkvormigheidsattest en de verzekeringspapieren. Dan moest hij nog mijn rijbewijs hebben. Dat zit in mijn portemonnee die in mijn binnenzak stak. Ondertussen ben zowel ikzelf als mijn motor al half uitgekleed.
Wou hij nog even weten of ik gedronken had en of ik even wilde blazen. ‘Safe’ natuurlijk! En als beloning kreeg ik nog een wegwerp alcohol test cadeau. Zelf drink ik zelden, en al helemaal niet als ik nog moet rijden, dus ga ik die geven aan iemand die dat misschien wél kan gebruiken. Aan de andere kant, als je niet zeker bent of je nog mag rijden, kan je evengoed nog 4 pinten drinken. Dan mag je zeker niet meer rijden. Dan kan je nog altijd iemand bellen om u te komen halen, je zou niet de eerste zijn.
Maar goed, ik mag verder rijden en moet plaats maken voor andere gelukkigen. In de rapte vergeet ik mijn oordopje terug aan te doen, en mijn handschoen zit een beetje verkeerd. Een paar kilometer verder zet ik mij aan de kant om wat te drinken, mijn boord documenten terug fatsoenlijk op te bergen en om mijn oordopjes weer in te steken. Hiervoor heb ik het zadel weer moeten losmaken en dat staat nu tegen de motor. Geen twee minuten later stopt er al een andere motorrijder. Ik geef hem een duim, want alles is ok. Om zeker te zijn vraagt hij of ik in panne sta. Neen dat is niet het geval, toch bedankt om te stoppen!
Zo zie je maar, motorrijden is een sociaal gebeuren, ook al rij je alleen!
toch leuk hoe die solidariteit onder motorrijders een soort erecode is… Ik vind dat schoon…
Ik denk dat het veel te maken heeft met het feit dat je de andere wel ziet als mens, maar niet herkent. En omdat je denkt dat je veilig in je eigen wereldje zit. Bij auto’s kijken we te vlug naar de machine en daar zijn we heel wat minder vriendelijk tegen.